Artikelindex

Exit Marnix - Uniform aan.

De overgang van het Marnix (met mijn HBS-b diploma op zak) naar de zeevaartschool is niet zonder slag of stoot verlopen.

Om te beginnen moest ik kunnen zwemmen voor ik toegelaten zou worden. Tot eind 1961 kon ik geen slag zwemmen en moest ik er ook niets van hebben. Diezelfde winter ben ik een stoomcursus gaan volgen in het zwembad in Overveen. Er was dichterbij geen mogelijkheid om dit te doen.

Dat betekende 6 weken lang elke doordeweeksedag om 6 uur 's ochtends op de fiets naar Overveen. Dit heeft er in geresulteerd dat ik na deze 6 weken min of meer kon zwemmen, maar mijn afkeer van zwemmen was daardoor niet verminderd. Mensen die me goed kennen weten dat ik de slogan hanteer: Water is er om in te varen met een schip of een boot, niet om in te zwemmen...

Ik beheerste de schoolslag en de rugslag en ik kon 1 minuut watertrappelen zonder te verdrinken, ik vond het al heel wat!

Maar er was nog een struikelblok: Mijn ouders waren niet in staat deze opleiding te betalen, dus werd een studiebeurs aangevraagd bij de school. Tot onze grote opluchting werd die ook toegekend en na een uitvoerige medische keuring werd ik tot de 1-jarige opleiding toegelaten. Het schooluniform kon gepast worden!

10 maanden Amsterdam.

En toen naar de zeevaartschool, eh, herstel: Kweekschool voor de Zeevaart. De leerlingen heten dan ook kwekelingen! De opleiding was intern met denk ik alles bij elkaar ongeveer 120 leerlingen en de school stond aan het eind van de Prins Hendrikkade in Amsterdam, ongeveer 10 minuten lopen vanaf het Centraal Station. De lokatie is vlakbij de IJtunnel (die er toen nog niet was). Op de foto de gevelsteen boven de toegangspoort, de school is daar nu weg. Zie voor meer info Vereniging van oud-kwekelingen.

De 10 maanden die daarna volgden waren zeer intensieve maanden. De dagen waren lang en het tempo lag erg hoog. Wat de andere klassen in 2 jaar deden, moesten wij in 1 jaar voor elkaar krijgen, want de examens waren dezelfde.

Dagritme

Elke ochtend om 6 uur werden we ruw gewekt door één van de bootslieden. Net als aan boord van een schip waren er officieren en onderofficieren, tot de laatste categorie behoorde de bootsman. Ik kan me er nog twee herinneren: een bootsman met de bijnaam Erwtje (hij was klein en volslank) en de ander had de bijnaam Tarzan (waarom weet ik niet, dat was al zo toen we op school kwamen, misschien zag hij er nogal stoer uit).

Ik weet niet meer exact hoe een dagprogramma eruit zag maar ik zal mijn best doen dat toch hieronder weer te geven.

We kregen vrij kort de tijd om ons te wassen en aan te kleden (een khaki werkuniform met battle dress) en daarna kregen we een kop koffie en een oude boterham. Ik verdenk de makers van de koffie er nog steeds van dat ze die de avond ervoor al zetten en 's ochtends even voor ons opwarmde, zo smaakte die tenminste.

Daarna hadden we corvee, afhankelijk van waar je ingedeeld was moesten huishoudelijke taken verricht worden. Als ik me goed herinner was ik ingedeeld bij de schoonmaakploeg voor het waslokaal. Na afloop was het ontbijt en waren we een korte tijd vrij (hoogstens een kwartier).

Om ongeveer 9 uur begonnen de lessen, ik zat in de E-klas. A, B en C waren 2-jarige klassen en D en E 1-jarige.

Tussen de middag uiteraard de lunch en ongeveer een half uur voor onszelf. Daarna 's middags nog een paar lessen, theepauze en een uur zelfstudie (klassikaal).

Na de zelfstudie volgde het avondeten en opnieuw zelfstudie als hiervoor. Als ik me goed herinner eindigde het programma rond 8 uur 's avonds. De resterende tijd hadden we voor onszelf tot 10 uur, dan moesten we op bed liggen en gingen de lichten uit! Het tempo lag zo hoog dat je echt een probleem had als je een paar dagen ziek werd.

Wat slapen betreft was ik wel wat gewend door de jeugdherbergen die ik in het verleden bezocht had, alleen was dit veel groter. Op de bovenste verdieping was een slaapzaal met ruim 100 (...) bedden. Een soort ligbatterij.

Woensdag was een kortere dag, als we niets op onze kerfstok hadden mochten we 's middags en 's avonds 'passagieren'! In uniform uiteraard.

Op woensdagavond gingen we vaak naar het Zeemanshuis, een initiatief van de kerken, waar zeelieden binnen konden lopen en dus ook kwekelingen. Binnen was er gelegenheid om o.a. te biljarten en om een biertje te drinken. Daar heb ik mijn eerste biertje geproefd! Het was er meestal gezellig en je was er even uit.

Zaterdag was ook een aparte dag want dan hadden we aan het eind van de ochtend appel op de binnenplaats en inspectie. We stonden dan aangetreden in uitgaans-tenu, na goedkeuring mochten we daarna naar huis, ook weer in uniform. Zondagavond 22.00 moesten we weer terug zijn.

Zwemmen

Een feest apart was het wekelijkse zwemmen. Vanaf de school marcheerden we in colonne dwars door de stad naar het zwembad aan de Heilige Weg. Dit ging niet altijd even ordelijk want er was niet altijd leiding bij. Dit zwembad bestaat niet meer, er is daar een aantal jaren geleden een winkelcentrum gebouwd (Kalvertoren).

Het zwemmen zelf is grotendeels aan mij voorbij gegaan om al eerder genoemde redenen. De meeste keren zag ik kans om het grootste deel van de tijd in de kleedkamer te zitten of onder de douche te staan. Het afzwemmen (dat was onderdeel van het examen) was een verhaal apart en is te lezen bij de kruimeltjes (Afzwemmen).

Roeien

Ook roeiden we 1x per week in grote sloepen. Dit ging dacht ik vanaf de Hoogtekadijk, waar de botenloods was en vandaar richting het IJ. Al behoor ik fysiek niet tot de sterksten, ik vond het elke keer weer leuk om te doen. Hieraan gekoppeld was ook het leren over welke zaken in een reddingssloep aanwezig moeten zijn.

 


C&A brand

Over het hele pand van de school liep een grote zolder, die vooral gebruikt werd voor het werken met touw. Er waren een aantal dakkapelachtige nissen met ramen, vanwaar je een prachtig uitzicht over de stad had.

Op 16 februari in de winter van 62/63 werden we keurig door Erwtje om 6 uur gewekt: "Rijzen, rijzen, rijzen... Snel naar boven jongens, C&A staat in de fik, vanaf de takelzolder kan je het prachtig zien.

Het was hartje winter en dus nog donker. Zo snel mogelijk rende iedereen naar boven om niets hiervan te missen. En ja hoor, metershoge vlammen waren te zien ook al was het Damrak niet echt naast de deur. Het hele pand is die ochtend afgebrand, door de strenge vorst had de brandweer grote moeite om zijn werk te kunnen doen.

De rest van het begin van de dag verliep hierdoor een beetje anders dan anders!

De liefde

Nadat Aukje en ik buren waren geworden en we de eerste tijd veel contact met elkaar hadden, is er daarna een periode geweest waarin we elkaar niet of nauwelijks zagen.

In de periode erna heb ik één keer serieus verkering gehad, met Cora Versloot. Ik had haar op een schoolfeest van mijn zus Jannie leren kennen, ze zaten bij elkaar in de klas op de opleiding voor kleuterleidster. Als ik me goed herinner heeft het iets meer dan een half jaar geduurd, toen maakte ze het uit... Daarna heb ik, tot het met Aukje serieus werd, eigenlijk geen echte verkering meer gehad.

Eindelijk naar zee.

In 1963 was het dan zo ver. Eerst de examens op de Zeevaartschool waar ik glansrijk voor slaagde en tegelijk werden er in de laatste maanden van ons verblijf daar contacten gelegd met diverse scheepvaartmaatschappijen. Want na het behalen van je BS diploma was het de bedoeling dat je daarmee een jaar vaartijd zou gaan maken. Dat deed je dan in de hoedanigheid van stuurmansleerling of leerlingstuurman.

Ik kwam terecht bij de VNS, de Verenigde Nederlansche Scheepvaartmaatschappij.

Naar zee

Opleidingsschip “Prinses Juliana”Tijdens de opleiding waren we ook al een keer een week het water op geweest met het opleidingsschip 'Prinses Juliana'. Dit schip werd speciaal voor opleidingsdoeleinden gebouwd en in 1931 door Prinses Juliana gedoopt. We zijn het IJsselmeer niet af geweest daarmee, want echt zeewaardig was dit schip niet.

Zo mochten/moesten we ook om de beurt een roertorn maken, het schip sturen dus. Ik kan me nog herinneren dat de oude dame zich niet zo makkelijk liet sturen (een schip is vrouwelijk!) De overbrenging van het stuurrad naar het roer liep via een ketting, waar nogal wat 'slack' in zat (speling). Dat maakte rechtuit varen ('recht zo die gaat') bijna onmogelijk.

Oktober 1963 was het dan eindelijk zo ver, mijn eerste zeereis, naar Australië en terug. In de maanden er voorafgaand de uitrusting aangeschaft (verschillende uniformen en pet) enz. bij Smit & van Rijsbergen in Haarlem (de zaak bestaat nog steeds). Daarna 2de hands een sextant aangeschaft en een grote koffer.

Samen met mijn vader en moeder met de trein naar Rotterdam, een auto hadden we nog niet, met mijn splinternieuwe grote hutkoffer. M.s. Ommenkerk lag in de Rijnhaven, achter de Holland Amerika Lijn, nu is dat een jachthaven en komen er geen zeeschepen meer. We vertrokken vrijdag 25 oktober eerst voor een z.g. kustreis naar Hamburg, Bremen en Antwerpen. Vandaar weer terug naar Rotterdam. Ergens in november vertrokken we daar vandaan naar Australië.

Voor het eerst door de Golf van Biskaje! In de Middellandse zee deden we Marseille en Genua nog aan om te laden. Vandaar naar Port Said, door het Suezkanaal met Egyptische verkopers aan boord ('kijken kijken en niet kopen') naar Suez en vandaar naar Aden (Yemen). Aden was in die tijd een vrijhaven, dat wil zeggen dat je er taxfree kon kopen. Maar ook kon er goedkoop gebunkerd worden (stookolie laden).

Vooral electronica zoals radio's maar ook bijvoorbeeld goede camera's en verrekijkers. Ik heb daar een goede verrekijker gekocht (Japans) en samen met mijn collega's een biertje gedronken. Dat laatste was wat minder geslaagd, het was Engels bier, niet gekoeld (handwarm dus...) en zonder schuimkraag. Ik heb het opgedronken omdat ik dorst had, maar nooit meer. Bah! De verrekijker heb ik nog steeds!

Na Aden begonnen we aan de oversteek naar Australie, Fremantle aan de westkust. De hele Indische Oceaan oversteken!

De Ommenkerk had een maximum/cruise snelheid van ca. 16 mijl per uur (ruim 26 km/uur). Dat betekende 14 dagen lang alleen lucht en water en heel af en toe een ander schip. Wel regelmatig dolfijnen en vliegende vissen rondom de boeggolf en ook 14 dagen mooi weer!

We waren met 2 leerlingen aan boord en tijdens het varen liepen we elke dag 4 uur wacht en 4 uur krabben, schuren en tjetten (schilderen) van de potdeksels over het hele schip. De potdeksels waren de bovenkant van de railing en gemaakt van teakhout. Elke dag dus 4 uur in de zon, toen we terugkwamen in Nederland was ik donkerbruin...

In de havens werden we als leerling ook ingezet bij het laden en lossen. Bij kostbare lading (die in speciale ruimtes vervoerd werd, moesten we alles tellen wat in en uitging. Tegelijkertijd moesten we opletten dat er niet gestolen werd door de bootwerkers. Voor alle duidelijkheid: containers waren er in die tijd nog niet en het laden en lossen gebeurde als regel niet door de bemanning, maar door speciaal ingehuurde mensen van de wal, de bootwerkers. Daarbij was het ook belangrijk dat als er geladen werd dat wel op een goede manier gebeurde, zodat de boel niet makkelijk kon gaan schuiven onderweg.

Na Fremantle deden we achtereenvolgens Adelaide, Melbourne, Tasmanie, Sydney, New Castle en Brisbane aan. In Brisbane lagen we met de kerst, het was daar toen volop zomer, een gekke gewaarwording (zie foto genomen op 2e kerstdag bij een fontein in Brisbane). Brisbane was het verste punt op onze reis. Vandaar begon de terugreis: New Castle, Sydney, Melbourne, Adelaide, Port Pirie en weer Fremantle.

Via de omgekeerde route van de uitreis meerden we bijna 5 maanden later weer af in Rotterdam. Even terzijde: Het is afmeren of aanleggen, niet dus aanmeren zoals tegenwoordig vaak gezegd wordt... De eerste reis zat er op, ik  kijk er met plezier naar terug. Nederland had net een ijzige winter met veel vorst en sneeuw achter de rug, overal bleekneusjes dus, ik viel niet zo'n beetje op met mijn donkerbruine teint!


Rondje Afrika.

Mijn 2e reis als leerling was met het m.s. Ouwerkerk, een zusterschip van de Ommenkerk. Dit keer een reis rond Afrika. Deze keer vertrokken we uit Amsterdam naar Londen en vandaar in een ruk naar Kaapstad. Ook 14 dagen varen, maar wel onder heel andere omstandigheden dan de oversteek van de Indische Oceaan. Een veel drukkere route en heel afwisselend weer. Na de Golf van Biskaje knapte het weer snel op en tot een paar dagen voor Kaapstad was het goed weer. Bovendien heeft Kaapstad maar een uur tijdsverschil dus hoefden we onderweg niet vaak de klok te verzetten.

De havens die we deze reis aandeden waren (als ik het me goed herinner...) Kaapstad, East London, Port Elisabeth, Durban (allemaal Zuid-Afrika), Lourenco Marques (tegenwoordig Maputo), Beira, Dar es Salaam (tegenover Zanzibar), Mombasa (Kenia), Port Sudan (in de Rode Zee) en via het Suezkanaal en de Middelandse Zee (Genua, Marseille, Barcelona), en Cadiz weer terug naar Amsterdam. Een reis van ruim 3 maanden.

Perzische Golf en verder.

 

Terug naar school.

 

Uit het oog, niet uit het hart.

 

Over ons beiden vanaf 1965